Hoe komen medewerkers in beweging?
Hoe ga je met je tijd mee? Hoe komen medewerkers in beweging? Deze vragen lijken nu relevanter dan ooit. Maar waarom? Dat de wereld verandert is niet nieuw. Er wordt wel gezegd dat de snelheid waarmee de vernieuwingen elkaar opvolgen exponentieel toeneemt, maar is dat ook zo?
De technologische vernieuwingen zijn met recht indrukwekkend te noemen en toch hebben de uitvinding van het Wereldwijde web, de mobiele telefoon, de iPad en de 3-D printer (nog) lang niet zo’n revolutionaire impact op ons dagelijks leven als de uitvindingen ten tijde van de industriële revolutie. De komst van de stoommachine, auto, wasmachine en pil zetten ons leven werkelijk op zijn kop. Waarom wordt er dan toch zo vaak beweerd dat we ons op dit moment aan het begin van een gigantische omwenteling bevinden?
Dat er een einde aan een tijdperk is gekomen en dat we de race alleen winnen als organisaties en medewerkers in beweging komen? Komt dat door de industriële of technologische ontwikkelingen, of hebben deze vernieuwingen vooral bijgedragen aan de verschuiving van wereldwijde machtsverhoudingen en voltrekt zich daar de werkelijke revolutie?
Omdat ik het zeg?
Ook onze machtsverhoudingen verschuiven al jaren. We hebben zeker niet stil gestaan. En toch lijkt het erop dat we pas nu op een punt zijn aangekomen waarop de systemen, processen en organisaties – die op de oude machtsverhoudingen gebaseerd zijn – beginnen te falen. Zeker in het rijke Westen. Was autoriteit eerder een gegeven, nu is het iets dat je moet verdienen. En ook de manier waarop je autoriteit en respect kunt verdienen is fundamenteel veranderd. Eeuwen lang konden autoriteiten volstaan met het antwoord ‘Omdat ik het zeg!’
Maar hoe gelijker de samenleving is geworden, hoe minder dit antwoord voldoet. Zeker de nieuwe generaties vragen zich openlijk af; ‘En wie ben jij dan wel, wat maakt jou zo bijzonder? Als kennis macht is, dan hebben wij net zoveel toegang.’ En ook de uitspraak ‘wie betaalt, bepaalt’ verliest aan kracht. Autoriteit en respect kun je verdienen door ergens een bijdrage aan te leveren, door je kennis en ‘rijkdom’ te delen. Je kunt het niet meer kopen of afdwingen simpelweg omdat je man, (het) rijk of een leidinggevende bent. En daarmee begint het fundament waarop we ons georganiseerd hebben langzaam maar zeker af te brokkelen.
Iedereen een stem
Binnen de privésfeer verschoven de machtsverhoudingen ingrijpend. De man-vrouw verhouding werd gelijker evenals die tussen ouder en kind. Vader is niet langer de baas, moeder doet ook een duit in het zakje en de kinderen zijn niet langer ondergeschikten die hun mond moeten houden als de volwassenen praten. Vrijwel iedereen in het privédomein heeft tegenwoordig een stem. En met behulp van de nieuwste technologische middelen zoals sociale media, gebruiken we die stem vaker, sneller en met meer bereik dan ooit. En dat smaakt naar meer.
Het duurde dan ook niet lang voordat ook de autoritaire gezagsverhoudingen buiten de privésfeer verder onder druk kwamen te staan. De vanzelfsprekende autoriteit van de staat ten opzichte van haar burgers wankelt. Het vertrouwen in de oude instituties – zoals overheden, banken, vakbonden en bedrijven – neemt af. Hebben zij nog wel het beste met ons voor? En zelfs als dat zo is, hebben ze dan nog wel genoeg invloed binnen onze globaliserende wereld om onze stem te vertegenwoordigen? Ze zeggen van wel. Maar ook hier rijst steeds vaker de vraag; wie zijn zij dan wel? Kunnen we dat zelf eigenlijk niet beter? Doormiddel van moderne communicatiemiddelen zijn we in staat om onze eigen netwerken te vormen waardoor we steeds minder afhankelijk van de oude instituties worden.
Slang noch vlinder
Als het hebben van autoriteit niet langer een gegeven is – en organisaties, systemen en verhoudingen die nog wel op grond van de oude machtsverhoudingen georganiseerd zijn, hun geloofwaardigheid verliezen – waarom anticiperen we dan zo langzaam op deze revolutionaire kanteling? Waarom komen we dan zo ongelofelijk moeilijk in beweging?
We blijken slang noch vlinder. Onder onze oude jas vinden we niet zomaar een nieuwe. En ook als we ons in een cocon verstoppen leidt dat er niet per definitie toe dat we ons ontpoppen tot een vlinder. Zelfs nu we voelen dat de oude jas verschrikkelijk knelt, doen we er maar moeilijk afstand van omdat we daaronder toch vooral zoekend en naakt zijn.
‘Vaak moet er iets gebeuren voordat er iets gebeurt.’ Cruijff
Nieuwe jas
Loslaten van het oude, zonder te weten wat daarvoor in de plaats komt, is een opgave waarvoor maar weinig mensen en organisaties openstaan. Pas als de situatie onhoudbaar wordt, zie je beweging ontstaan. De meeste organisaties en instituties gaan zich pas op een andere manier organiseren als de wal het schip keert. Als ze gaan fuseren, verhuizen of ‘failliet’ dreigen te gaan. Dan moeten ze wel uit hun comfortzone komen en ontstaat er bereidheid bij de top om de huidige processen eens tegen een nieuw daglicht te houden.
What’s in it for me
Maar daarmee heb je de meeste mensen nog niet mee. De meerderheid zal pas in beweging komen als ze inzien en ervaren dat de verschuivende machtsverhoudingen hen ook wat te bieden heeft. Als hun stem gehoord wordt en het ze bijvoorbeeld meer autonomie oplevert. Maar dat gaat helaas niet van de een op de andere dag. Zelfs thuis, waar we al veel langer aan de nieuwe machtsverhoudingen gewend zijn, is het nog altijd zoeken naar een goede balans. Hoe geven we onze kinderen bijvoorbeeld een stem zonder de opvoeding al te veel los te laten? Soms zwalken we van het ene naar het andere uiterste. Maar hoe je het ook went of keert, terug naar de oude machtsverhoudingen gaan we niet meer. En dus moeten we blijven zoeken naar een nieuwe jas die ons beter past.
Transitiefase in organisaties
Op dit moment bevinden we ons dan ook in een eigenaardige transitiefase. Zeker binnen organisaties. We schakelen wanhopig tussen oude en nieuwe machtsverhoudingen en dat zorgt soms voor bijna komische situaties. Zo proberen we ‘werkplezier’ op autoritaire wijze op te leggen en dwingen we mensen in beweging te komen met ouderwetse argumenten: ‘omdat ik het zeg’. Hoe krijgen we medewerkers in beweging? Hoe sturen we zonder ouderwets te dwingen? Waar vinden we het lef om toe te geven dat we het antwoord op de vraag (nog) niet weten terwijl dit binnen de oude machtsverhoudingen geldt als ‘not done’?
Nu de verhoudingen aan het verschuiven zijn moeten we het speelveld en de spelregels opnieuw uitvinden en dat vraagt om een open houding en de bereidheid om met elkaar te experimenteren als gelijken. Samen nieuwe dingen uitproberen door te vallen en weer op te staan. Misschien kennen we de nieuwe succesformules nog niet, maar om een man te citeren die al spelend groot is geworden:
‘Als je (nog) niet ken winnen, moet je zorgen dat je niet verliest.’ Johan Cruijff